Al op de eerste bladzijde grijpt het verhaal je bij de keel. Gesthuizen debuteert met een thema dat er niet om liegt. We volgen het leven van Ubele, een huisarts die worstelt met haar depressiviteit. Afwisselend kiest de schrijfster voor de ik-vorm en de meer beschouwende Ubele-vorm. Je doorkruist in een zigzag reis door de tijd, haar leven. Ze maakt je op indringende wijze deelgenoot van haar gevoelens dat ze er niet toe doet, dat ze onvoldoende bijdraagt.
Bijna elke pagina bevat zeer gedetailleerde observaties en prachtige beeldspraken. Er zitten ruwe randjes aan. Ondanks het zware thema is het los, haast up-tempo, geschreven. Relativerende humor zorgt voor prettige balans. Zo wil Ubele middenin een stevige therapie-sessie zijn als die koe die ze in de tuin van haar therapeut ontwaart. Hoe leeg de eenzaamheid, die voorbij de depressie gaat, moet voelen, wordt soms pijnlijk duidelijk.
“Ik ben niets meer dan mijn geboorte- en sterfdag.”
Dat komt binnen.
De hoofdstukken zijn kort. Louter genummerd en slechts voorzien van een jaartal. Ongetwijfeld bewust zo gekozen door Gesthuizen. Ubele draagt niet bij maar ze telt wel. Ubele als kind, verliefde adolescent, student, arts, moeder en partner: de lezer krijgt ze allemaal voorgeschoteld. “Halverwege het einde” is een debuutroman die ertoe doet. Het is ingrijpend en aangrijpend geschreven.
Opdat er meer moois van haar hand mag verschijnen.